|
Geschiedenis van warder in een notedop
|
|
Middeleeuwen - 19e eeuw
Warder is vermoedelijk ontstaan in de 11e of 12e eeuw tijdens de ontginning van
het uitgestrekte laagveengebied ten zuiden van West-Friesland. De
oorspronkelijke locatie lag waarschijnlijk verder naar het oosten, in het
huidige Markermeer, aan de westoever van het toenmalige Almere (binnenzee). Door
het oprukkende water tijdens de vorming van de Zuiderzee is het dorp opgeschoven
naar de huidige locatie.
In 1414 wordt het dorp tezamen met Middelie en Kwadijk verenigd onder het
poortrecht met Edam. Dit biedt de bewoners bepaalde voorrechten. De bewoners
leven vanaf de 14e eeuw voornamelijk van de veeteelt en de visserij. Het dorp
ontwikkelt zich tot een lintdorp. De omliggende landerijen zijn doorkruist met
vele sloten die voor de nodige afwatering van het natte veenland zorgen.
derhalve zijn deze landerijen alleen per boot bereikbaar.
In de 17e en 18e eeuw telt het dorp ook een groot aantal zeevarenden en in de
eerste helft van de 17e eeuw maakt het dorp een kortstondige bloeiperiode door.
1800 - 1960
In 1847 wordt de 16e eeuwse kruiskerk gesloopt en in 1848 vervangen door het
huidige kerkgebouw.
In de tweede helft van de 19e eeuw maakt de melkveehouderij een bloeiperiode
door, waar ook Warder van profiteert. In deze periode worden er veel nieuwe
boerderijen gebouwd en oude boerderijen vervangen. Dit zijn stolpboerderijen van
een groter type dan er vóór deze periode in Warder stonden. Ook komen er er veel
nieuwe burgerwoningen, winkels en werkplaatsen en een prestigieus Raadhuis annex
schoolgebouw (1885).
Het vervoer van vee, melk, hooi, mest etc. gaat nog steeds per boot. Tot 1865 is
Warder zelfs alleen per boot vanuit Oosthuizen bereikbaar. De belangrijkste
verkeersader van Warder is een vaarsloot die door het lint loopt. Aan de
noordzijde van deze vaarsloot loopt een smal voetpad. In dit voetpad bevinden
zich 19 karakteristieke bruggen met hoge en lage leuning waarvan het brugdek
afneembaar is om hoog beladen boten doorgang te kunnen verlenen. Zo´n brug wordt
een tilletje genoemd.
In 1911 wordt er een coöperatieve zuivelfabriek gebouwd. In verband hiermee
wordt in 1912 het voetpad verbreed tot een rijweg en de 19 tilletjes vervangen
door 11 ophaalbruggen. Het voornaamste vervoermiddel voor de boeren blijft
echter de boot. De landerijen zijn immers nog steeds alleen over het water
bereikbaar.
1960 - nu
In 1960 maakt een ruilverkaveling een einde aan het karakteristieke, door
vaarsloten beheerste aangezicht van Warder. Door landruil krijgt elke boer nu
zijn landerijen hoofdzakelijk rond zijn boerderij te liggen. Dammen in de sloten
maken het land bereikbaar voor tractoren. Verder worden er een aantal
verkavelingswegen door de polder aangelegd en worden buiten het dorp op verder
weg gelegen landerijen nieuwe boerderijen gebouwd. De vaarsloot door het lint
wordt geleidelijk gedempt, de ophaalbruggen verdwijnen en de dorpsweg wordt
breder.
De schaalvergroting in de landbouw brengt met zich mee dat vele boerenbedrijven
hun activiteiten beëindigen. Zo zijn er van de ca. 80 fulltime boerenbedrijven
in 1945 nu nog maar een tiental over.
De vrijgekomen stolpboerderijen blijken in trek te zijn bij mensen uit steden
als Amsterdam en Haarlem om als woonstolp te verbouwen en er komt een forse
migratiestroom op gang van de steden naar plattelandsdorpen als Warder. In
Warder worden vanaf eind 60-er jaren veel nieuwe woningen gebouwd op tot dusver
onbebouwde open plekken in het lint (lintbebouwing). Het aantal inwoners neemt
in de jaren 60 en 70 daaardoor toe.
Ook de zuivelfabriek valt ten prooi aan de schaalvergroting en beëindigd haar
activiteiten in 1967. Het fabrieksgebouw wordt verkocht aan een honden- en
kattenvoerfabrikant. In 1985 maakt deze fabriek plaats voor een nieuwbouwwijkje:
het Zuivelhof.
In 1970 raakt Warder zijn status als zelfstandige gemeente kwijt en gaat op in
de gemeente Zeevang.
|
|
|
|
|
|